Hé, hé, hé Shanna…. Hallo?
Ik open mijn ogen en in een waas zie ik de muur van de badkamer en de glazen
douchewand vanaf de vloer opdoemen als een torenflat.
Ik draai mijn hoofd en kijk naar de kant waar het geluid van de stem vandaan
komt. Die stem herken ik ergens ver weg, maar het dringt niet door van wie die
stem moet zijn. Hij klinkt paniekerig, dat hoor ik wel. Ik sla met mijn arm
tegen de RVS wc-borstel die omgevallen naast mijn schouder ligt.
Het is alsof ik net wakker geworden ben uit een hele diepe
slaap, want mijn ogen moeten wennen aan het licht en het zicht is wazig en
smal. Meer dan vooruit kijken lukt niet, want het gezichtsveld aan de zijkanten
is weggevallen.
Tussen al die ruis verschijnt een persoon. Hij zit gehurkt naast mij en
probeert me overeind te helpen, terwijl ik mezelf omhoog wil duwen. Het lukt
nauwelijks, omdat ik al snel merk dat mijn evenwicht het niet doet. Ik wordt
duizelig, krijg een enorme steek in mijn hoofd en wil het liefst weer op de
grond gaan liggen, want ondanks de koude tegels, ligt dat het meest
comfortabel.
“Even meewerken”, zegt de mannenstem “Je ligt ook niet echt handig zo tussen de wc-pot en de muur. Wat heb je toch gedaan dat je ineens languit in de badkamer ligt? Ik hoorde ineens van alles omvallen en schrok wakker, maar je reageerde niet op mijn geroep”.
Ik wil hem zeggen wat ik ervaar en dat ik hoofdpijn heb en mezelf nauwelijks kan bewegen, maar de zinnen in mijn hoofd komen uit mijn mond als gebrabbel. Ik heb het zelf niet eens in de gaten in eerste instantie. Want ik ‘hoor’ alleen wat ik in gedachten denk.
Ik word omhoog gehesen en leunend op de persoon sleep ik mezelf naar de slaapkamer. De man legt mij op bed en het voelt alsof ik in het matras wegzak. Nog steeds zie ik bijna niks. Het is alsof mijn ogen beslagen zijn en ik ze maar een heel klein beetje open kan doen.
Wat is er gebeurd? Hoe lang lig je daar al? Wat moet ik nu doen? Ik ben het Deniz, je man. Kun je me zien en horen?
Ik weet ineens wie hij is en probeer hem antwoord te geven op zijn vragen, maar nog steeds kan ik alleen maar brabbelen. Hij zit naast mij op bed en ik zie de paniek in zijn ogen, omdat ik geen normaal contact kan maken. Ik bestudeer zijn gezicht, maar de contouren van zijn gelaat zijn als een platte tekening en de lijnen lopen kronkelend in elkaar over. Ik weet nu wie hij is, maar ik herken zijn gezicht niet. Nu raak ik ook in paniek. Ik realiseer me ineens dat ik opgesloten zit in mijn hoofd en dat ik niet kenbaar kan maken wat er aan de hand is.
Deniz staat op, grijpt zijn telefoon en belt naar zijn vader. “Pap, niet schrikken, maar ik vind Shanna net bewusteloos in de badkamer en het gaat niet goed met haar. Ze kan niet praten en reageert heel vreemd op mijn vragen. Wil je snel hierheen komen?” Zijn woorden gonzen na in mijn hoofd. Bewusteloos? Niet goed met mij? Niet praten….
Ondertussen belt Deniz naar de huisartsenpost om te vragen wat we nu moeten doen. Hij vertelt in het kort wat er gebeurd is en dat ik niet normaal kan praten. “Kunt u een ambulance laten komen, want we bevinden ons op de 1e etage en ik weet niet hoe we naar beneden moeten, want lopen lukt niet”, hoor ik hem zeggen. “Nee er komt geen bloed uit haar oren en neus”…. “Maar moet ze niet door een arts gezien worden dan?”…. “Daar komt de ambulance niet voor???”…. “Oké, dan doe ik dat wel. Ieder uur wakker… ja…dag”. Hij hangt op en zegt met een overdonderde stem: “Ze komen je niet ophalen, we moeten zelf naar de huisartsenpost komen en anders gaan slapen en ik moet je dan ieder uur wakker maken om te controleren of je situatie veranderd”. Ik begin heel hard te huilen en mijn hart maakt ineens overuren. Ik beland in een enorme paniekaanval en Deniz heeft al zijn kracht nodig om mij rustig op bed te houden. Als ik weer iets gekalmeerd ben hoor ik een andere mannenstem binnenkomen. Het moet mijn schoonvader zijn.
Hij neemt plaats naast mij op bed en begint tegen me te praten. Zijn woorden dringen niet tot me door. Hij stelt me wat vragen, maar ook nu lukt het me niet goed om te reageren. Ondertussen heb ik de woorden “Ja” en “Nee” uit mijn mond weten te persen, maar het gaat met moeite omdat de aansturing van mijn taal duidelijk vertraagd en aangetast is. Ook nu bestudeer ik het gezicht dat naast me zit en weer herken ik niks. Zijn stem is het enige waar ik een beetje aan af kan leiden dat het inderdaad mijn schoonvader is.
Er wordt besloten om mij te laten slapen en dan maar ieder uur wakker te maken en in de ochtend te proberen alsnog een arts te bezoeken. Ergens ben ik wel blij, want ik ben zo moe ineens. Deniz tilt me naar de andere kant van het bed en stopt me onder de dekens. Ik val als een blok in slaap.