Home » Blog » Vooroordelen en verdriet in het ziekenhuis

Vooroordelen en verdriet in het ziekenhuis

Als Kian vijf maanden oud is ontwikkelt hij een heftige vorm van eczeem en daar bovenop krijgt hij, van het een op het andere moment, een hele ernstige astma-aanval. We snellen die avond naar het kinderziekenhuis om hem direct aan de vernevelaar te laten leggen.

De maanden erna kwakkelt hij enorm met zijn luchtwegen en zitten we vaak op de Eerste Hulp, omdat hij weer benauwd is of omdat zijn eczeem, spontaan, oncontroleerbaar wordt. De onrust en stress die deze lichamelijke klachten met zich mee brengen, zorgt dat Kian slecht slaapt, aanhankelijk is en veel huilt. Een gevolg van al die slapeloze nachten, stress en zorgen is dat ik eigenlijk de hele dag overprikkeld ben en niet de ontspanning krijg waar mijn hoofd zoveel behoefte aan heeft. Het is overleven en ik zal de eerste zijn die eerlijk toegeeft dat het voor de nodige spanningen in huis zorgt, maar gelukkig weet ik heel goed dat Kian hier niks aan kan doen en ik het hem absoluut niet kwalijk neem.

Op een avond dat het weer helemaal mis zitten we in een onderzoekskamer, als er twee artsen binnen komen. Ze beginnen eerst wat onderzoeken, maar als snel verschuift het onderwerp zich naar mij. “Ik zie dat u met een wandelstok loopt, mevrouw, waarom is dat?”, vraagt één van de artsen ineens. “Ik heb Niet-Aangeboren-Hersenletsel door een ongeluk vorig jaar Maart”, antwoord ik wat argwanend, want waarom zou dit nu ineens belangrijk zijn als we voor onze zoon, met zware eczeem en benauwdheid, komen. Wat er dan gebeurd is ongelofelijk maar tot op het laatste woord waargebeurd.

De artsen lopen, na kort onderzoek, de kamer uit om vervolgens een kwartier weg te blijven. Daarna komt één van de artsen terug de kamer in, gaat tegenover mij staan en vraagt, uit het niets: “Heb je nou nooit eens het gevoel dat het je teveel wordt en je je zoontje het liefst uit het raam zou willen gooien of iets anders aan zou willen doen?”…. Er valt een lange stilte in de ruimte…. Ik weet niet wat ik hoor… Het liefste was ik keihard gaan huilen, want wat dacht deze arts..? Dat ik, psychisch labiel ben, alleen omdat ik N.A.H. heb? En al zou hij dat vermoeden, dan is dat niet de manier om daarachter te komen, want het leven als “NAHmama” is al confronterend genoeg.

Uiteindelijk kan ik mezelf bij elkaar houden en antwoord: “Nee, natuurlijk niet. Het is toch niet zijn schuld?”. De arts haalt nonchalant zijn schouders op en kijkt naar Kian. “Nee, het is ook niet zijn schuld, maar het kon toch zijn dat een huilbaby u tot waanzin drijft?. Er is, zover ik nu kan oordelen, niks anders te doen dan de behandeling die mijn collega’s al gestart zijn. We zullen moeten afwachten en als hij toch weer benauwder wordt, moet u gewoon de huisarts(enpost) bellen, want dan kunnen we hem weer extra vernevelen”. Vervolgens staat de arts op, geeft mij een hand, en loopt de kamer uit.

Op het moment dat hij de deur dichtgetrokken heeft barst ik in tranen uit. Ik heb me nog nooit zo vernedert en achtergesteld gevoeld als die momenten in dat kamertje. Mijn schoonvader, die buiten staat te wachten om ons op te halen, kan zijn oren haast niet geloven en probeert mij gerust te stellen: “Misschien vragen ze dit wel standaard aan ouders van huilbaby’s. Misschien zag hij aan je dat je erg moe bent en er een beetje doorheen zit”.

Hoe deze arts het ook bedoeld heeft, ik stop, de volgende keer dat ik weer met onze zoon in het ziekenhuis ben, mijn wandelstok wel opgevouwen in mijn rugtas.

Nahmama

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Terug naar boven
Translate this page text, press here;